“Iedereen rijdt hier altijd snel langs”

Benut nu de grote stadsontwikkelingen die in Kralingen-aan-de-Maas hun beslag zullen krijgen, om dit gebied leefbaar en goed te krijgen, bepleiten bewoner Bart Schrijnen en stedenbouwkundige en landschapsarchitect Cor Geluk. “Laat de gebiedsontwikkeling een positieve uitstraling hebben op de omgeving en niet alleen maar een invuloefening worden om er zo veel mogelijk woningen in kwijt te kunnen.”

 

 

Het is een gebied met veel stedelijke en bovenstedelijke functies. De universiteitscampus ligt er, grootschalige kantoorlocaties, de Rotterdamse voetbalclub Excelsior en het oudste park van de stad. Allemaal op een eigen eiland, van elkaar gescheiden door lange, drukke, adresloze wegen.

Foto: Frank Hanswijk, Maasboulevard

Als je een auto hebt, ken je het gebied waarschijnlijk wel. Je rijdt er dwars doorheen als je de toeristische autoroute naar de snelweg neemt: over de Maasboulevard, richting de A10. Langs het Shell tankstation met daarachter de Maas, dat gekke plukje grasveld daar tussenin, weinigzeggende kantoorgevels, in de verte de stadionlampen van het Excelsiorstadion en de gebouwen van de Erasmusuniversiteit. Voor je het weet sjees je over een tienbaansweg hóp de snelweg op.

Die weg, dat is de Abram van Rijckevorschelweg, en je mag er trouwens maar vijftig. Niemand die zich eraan houdt. Als je in Kralingen-Oost woont en naar de Maas wilt wandelen, zul je de weg moeten oversteken. Ik ben er voor dit interview met de fiets naartoe gereden. Grote plakken asfalt met een winderig kruispunt. Dit is het Rotterdam van de grote lijnen zoals het na de oorlog is opgebouwd.

“Wat mij aan het gebied vooral opviel toen ik er voor het eerst was, is het geluid. Het verkeersgeluid is dominant in het gebied. Zeker naarmate je meer naar de Maas komt”, vertelt Cor Geluk. Geluk is als stedenbouwkundige en landschapsarchitect al vijftien jaar lang betrokken bij de ontwikkeling van de campus van de Erasmus Universiteit. De laatste jaren houdt hij zich actiever bezig met de ontwikkelingen in de gebieden rondom de campus. Dat grotere gebied is Kralingen-aan-de-Maas, of zo noemt bewoner Bart Schrijnen het in elk geval. Kralingen-aan-de-Maas omvat niet alleen Kralingen-Oost, met de campus van de Erasmus Universiteit, Trompenburg, het Excelsiorterrein en Brainpark I, maar ook de wijken Struisenburg en De Esch. Ik vraag Schrijnen waar Struisenburg ligt. “Ja, die wijk is vrij onbekend, want iedereen rijdt er altijd heel hard langs”, grijnst hij, vast niet voor het eerst.

Foto: Frank Hanswijk, Maasboulevard

“Er wonen hier gewoon mensen”, zegt Schrijnen, “en we willen gewoon de straat over kunnen steken. Als we niet oppassen wordt de hele buitenruimte hier no go area. Dat is geen fantasietje van mij. Er staat een rijtje net nieuwgebouwde woningen bij de Kralingse Zoom met letterlijk fysiek dichte gevels. Helemaal dichtgemetseld. Je kunt geen raam opendoen, geen balkon naar de buitenruimte hebben. Is dat de stad die we straks willen hebben? Waar de volgende 10.000 woningen, van Alexander tot Zuidplein, allemaal een dove gevel hebben? Het is zo schraal allemaal.”

Eilanden
Schrijnen beschrijft het gebied als groep aparte gebiedjes die op zichzelf wel functioneren, maar weinig met elkaar te maken hebben. Geluk herkent dat beeld goed. “Het is een serie eilanden die op zichzelf staan, met weinig onderlinge relaties. Neem het Brainpark. Dat is een kantorenpark zoals ze die typisch in de jaren tachtig maakten. Heel eenzijdig gericht op het forensen en het werken: ik kom ’s ochtends vanuit Barendrecht met de auto aanrijden, de parkeerplaats op, ga naar mijn werk, en ‘s avonds rij ik weer naar huis. Als je dat consistent doorvoert, creëer je een eiland. Letterlijk fysiek, het doet niets met de andere kant, maar ook sociaal. Want het gebied heeft verder niets met de stad te maken”. Het zou overal kunnen liggen. “Als de snelweg maar dichtbij is.”

Foto: Frank Hanswijk, Brainpark

Grote wegen doorsnijden het gebied en zorgen voor afstand tussen de verschillende wijkjes en gebieden. Niet alleen de Abram van Rijkevorschelweg, maar bijvoorbeeld ook de Kralingse Zoom. Geluk: “Alle gebouwen aan de Kralingse Zoom staan met hun rug naar de weg. Er is dus totaal geen sociale interactie op straat. Ik denk dat het voor een stad goed is als belangrijke straten adressen zijn. Dat je daar een deur hebt, naar binnen kan, dat er iets te doen is. Dan maakt het niet uit of je links of rechts van die weg bent, of je in het Brainpark bent of op de campus. Je adresseert je aan die weg. Anders blijven die gebieden aparte eilanden.”

Geluk: “Wat mij interesseert is om te kijken of je langzaam een stad kunt maken van dit soort plekken door die eilandengedachte te doorbreken. Want er zijn echt leuke plekjes in het gebied, verstopt achter dijken en straten. Geluk: “Arboretum Trompenburg is een lief plekje in Kralingen. Of neem de Oude Plantage, dat is nu een soort overblijfselgroentje. Je ziet mensen er met de auto in rijden, er is een gebrek aan intimiteit. Terwijl het een hele mooie plek aan de Maas zou kunnen zijn waar je even naartoe loopt.”

Foto: Frank Hanswijk, Arboretum

Verbindingen
Geluk werkt al bijna vijftien jaar aan de campus van de Erasmus Universiteit. De opdracht: het functioneel ingerichte gebied dat voornamelijk bestond uit infrastructuur en onderwijsgebouwen transformeren naar een levendige onderwijsomgeving, een gebied waar je graag verblijft. “Ze wisten eigenlijk niet waar hun hart was. De opdracht begon met de vraag: waar moet eigenlijk de Pizzahut? Daar was helemaal geen logische plek voor.”

De campusverlevendiging staat model voor wat er in het hele gebied zou moeten gebeuren, vinden zowel Schrijnen als Geluk. Meer mixen van functies, betere relaties, betere verblijfsruimte. En als bewoner juicht Schrijnen de verlevendiging van de campus en andere gebieden toe. “Waarom wordt de campus niet ook een bestemming voor andere mensen dan studenten? Waarom zou ik mijn bedrijf daar niet kunnen vestigen? Waarom is de gastronomie en de openbare ruimte niet zo uitnodigend dat dat een bestemming wordt en ook een stukje stad wordt?”

Zo zou je ook veel meer verbindingen kunnen leggen tussen Excelsior, Trompenburg en de campus. Geluk: “Je zou studentenhuisvesting op het Excelsiorterrein kunnen maken of bedrijvigheid die bij de campus hoort. En de campus heeft een enorme parkeervoorziening, die is in het weekend niet zo nodig. Terwijl Trompenburg parkeerruimte te kort heeft in het weekend. Waarom parkeer je niet in de parkeergarage van de campus en maak je een hele leuke wandeling. Zo ver is het niet. Dan gaan gebieden meer voor elkaar betekenen en uitwisselen.”

Foto: Frank Hanswijk, Oude Plantage

Langzame verbindingen zijn cruciaal om de eilanden uit hun isolement te halen, denkt Geluk: “Maak een structuur die voor voetgangers leuk en prettig is. Dat je van gebied naar gebied kunt slenteren, van de ene naar de andere plek kunt komen.” En zeker nu de druk op ruimte in de stad groot is, zou je meer kunnen kijken of je alle gebieden dag én nacht goed kunt gebruiken. Geluk: “Als om vijf uur het licht uitgaat in het Brainpark, is de stad daar even niet meer de stad. Dan ben je heel slordig omgegaan met de kostbare ruimte”. Zeker als je bedenkt dat dat stuk stad óveral aan de snelweg zou kunnen liggen.

Goede groei
In het gebied zijn veel grootschalige ontwikkelingen gepland. Het Excelsiorgebied gaat verdichten, de Campus wordt verder ontwikkeld, het Brainpark wordt getransformeerd. En dan komt er misschien de oeververbinding van Kralingen naar Rotterdam-Zuid, die ergens in De Esch de aansluiting zal moeten maken. Schrijnen: “Wij zijn als bewoners niet tegen verdichting, we zijn ook niet tegen meer bereikbaarheid, we zijn er vooral voor dat die projecten bijdragen aan een prettigere stad. Goede groei dus: én verdichten, én bereikbaarheid vergroten én de kwaliteit van de leefomgeving vergroten. Als je dat niet doet, legt de stad het gewoon af ten opzichte van buitengebieden. We hebben er nog steeds last van dat mensen in de stad geen fijne plek konden vinden en naar Barendrecht of Rhoon verhuisden. Laat de gebiedsontwikkeling van Excelsior een positieve uitstraling hebben op de omgeving, en niet alleen maar een invuloefening zijn om er zo veel mogelijk woningen in kwijt te kunnen.”

Over de oeververbinding zegt Schrijnen: “Ik ben wel voor een brug als het betekent dat er een tram overheen gaat en de fiets en de voetganger en misschien nog een elektrische bus. Maar ik ben niet voor een brug als er twee-keer-twee banen auto’s overheen gaan. Laten we alsjeblieft niet nog meer oude economie gaan stimuleren met die miljarden die we daar gaan uitgeven.”

In die afweging van goede groei en schaarse ruimte, moet ook de auto zijn plek kennen, vindt Schrijnen. De vanzelfsprekende dominantie van de auto is wat hem betreft voorbij. “Het past gewoon niet. Maak de straten eerst mensvriendelijk. En kijk pas daarna of je ze ook nog vriendelijk kunt maken voor automobilisten uit Capelle of Nieuwegein die per se een kroketje bij de Bram Ladage op het Kruisplein willen eten of een shirtje van vijf euro gaan kopen bij de H&M op de Lijnbaan. Wat is de maatschappelijke baat daarvan?”

Regie
Het is belangrijk dat de gemeente nu de regie pakt en de ontwikkelingen in samenhang in goede banen gaat leiden, vinden de mannen. Schrijnen: “Over vijf jaar is Excelsior gebouwd, zijn de plannen voor de Esch klaar en ligt de oeververbinding er – of niet. Dan ben je te laat. Als je nu de regie neemt kun je het grotere plaatje meenemen en een beter resultaat mogelijk maken.”

De gemeente is de enige partij die hier de regie kan voeren. Maar Schrijnen en Geluk merken dat de gemeente veel taken op haar bordje heeft. Geluk: “De stad kan het niet meer helemaal bijbenen”. Schrijnen: “Ik denk dat Stadsontwikkeling het heel druk heeft, te druk. Maar het is wel een beetje gek dat je cruciale regievraagstukken laat liggen omdat je te druk bent met woningen inpassen. En als die woningen vervolgens een onaangename stad opleveren, wat heb je dan opgelost?”

Geluk heeft het heft in eigen handen genomen. Geheel op eigen initiatief en op eigen kosten bouwde zijn kantoor een maquette van het gebied, acht bij vier meter groot. Ze hebben alle initiatieven en plannen erin gezet. “We beginnen bewust met de mensen die in het gebied zelf zitten, de stakeholders. Daarna kunnen we het uitbreiden naar de ontwikkelaars van buiten.” Wie wil, kan de maquette bekijken in zijn werkplaats in De Kroon, Delfshaven.

Rol van bewoners
Is het perspectief van bewoners cruciaal in dit soort processen? Schrijnen relativeert: “Bewoners kennen de waarde van de plek als geen ander, maar aan het eind van de dag is het echt niet ingewikkeld: jij en ik willen liefst geen auto’s voor onze deur, niet een weg waar keihard gereden wordt, we willen een gezellig en vriendelijk straatje voor de deur en ook al die stedelijke voorzieningen om de hoek.”

Hij waarschuwt dat rollen niet te veel vermengd moeten raken: “Trap niet in de valkuil om een plan te willen gaan maken. Je maakt jezelf kwetsbaar als je zelf met oplossingen komt. Je komt in een ongelijkwaardige discussie terecht met de gemeente. De gemeente overziet zo veel meer inhoud en zo veel meer belangen. Als je niet oppast serveren ze niet alleen je oplossing af, maar ook je belang. Bewoners moeten hun belangen goed overbrengen. Maar de overheid moet de belangenafweging maken en laten zien hoe de oplossingen die ze voorstaan bijdragen aan meerwaarde voor iedereen.”

Meer regie dus, een grotere rol voor verbeelding en: de mogelijkheid om structureler en langduriger samen te werken. Geluk: “Bestempel dit gebied tot een ontwikkelgebied en kijk hoe het verder kan ontwikkelen. Zet er een supervisor op die zorgt dat al die initiatieven samen iets gaan betekenen. Geen project voor drie maanden of een half jaar, maar voor een lange tijd.” En maak een fysieke plek in het gebied waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, suggereert Geluk. Een clubhuis. “Het komt nu, zeker in coronatijd, veel voor dat we bijeenkomsten via Teams hebben met zijn allen, en van alles vinden van een gebied waar we nog nooit geweest zijn.” Waar dat clubhuis moet staan? “Doe het bij Excelsior, als we dan toch het woord clubhuis gebruiken!”