Tijdens de SMC Meetup #4 spreken we met initiatiefnemers Sabine Biesheuvel (BlueCity), Jelte Boeijenga (Blijstroom), Paul Gerretsen (Vereniging Deltametropool), Emiel Arends (gemeente Rotterdam/Rotterdams Weerwoord) en Thijs van Spaandonck (RAvB, IABR) over de opgaven voor de volgende stad.
Centraal staat het opschalen van (kleine) initiatieven naar grotere en meer slagkrachtigere bewegingen om de grote transformaties van de stad aan te pakken. Een gesprek over concrete initiatieven en de abstracte opgave om samen vorm te geven aan de volgende stad.
Bekijk hieronder de sessie terug:
We gaan het zelf doen!
“We wilden burgers eigenaarschap geven van de energietransitie, los van bedrijven en bestaande belangen”, vertelt Jelte Boeijenga (Blijstroom). Ongeveer een jaar geleden is Boeijenga zich fulltime voor Blijstroom in gaan spannen om de beoogde professionaliseringsslag te bewerkstelligen en er echt een professionele coöperatie van te maken. Deze slag maakt ze onder meer door een product aan te bieden, namelijk het investeren in een energiefabriek voor de wijk in de vorm van een zonnedak. De doelstelling is om iedere Rotterdammer in iedere buurt de mogelijkheid te geven om mee te kunnen doen. Zo kan iedereen zelf bijdragen aan de energietransitie en het coöperatieve karakter van het initiatief. Hiervoor dienen er zo’n negentig zonnedaken verspreid over Rotterdam gerealiseerd te worden. Het gaat hierbij echter niet zozeer om de kwantitatieve bijdrage van de zonnedaken (dat zijn punten achter de komma), maar het is vooral een representatief middel om betrokkenheid van de burger bij de energietransitie te agenderen en de coöperatie executiekracht te geven. Boeijenga: “Je kunt ook zeggen: je bouwt één windmolen in de haven, dan heb je die negentig zonnedaken ook geregeld. Waar het echter om gaat is dat we invloed creëren.”
De ambitie is om er in de komende vijf jaar een bredere maatschappelijke beweging van te maken. Dit is volgens Blijstroom nodig omdat de energievoorziening té cruciaal, voorwaardelijk en noodzakelijk is om principieel over te laten aan de markt. Het doel is om dit weer terug te brengen als publieke nutsvoorziening waar burgers zeggenschap, eigenaarschap en ook profijt van hebben. Het rendement voor de aandeelhouder buigt om naar rendement voor de buurtbewoner.
Werken aan de circulaire economie
Sabine Biesheuvel (BlueCity) en haar mede-initiatiefnemers zijn gestart vanuit een frustratie, zoals veel ondernemers beginnen, maar met de drive om er iets positiefs van te maken in bedrijfsvorm. BlueCity is een business gedreven ecosysteem waarmee vanuit de markt antwoorden worden gegeven op de energietransitie. Tropicana, het pand van BlueCity, heeft inmiddels een iconische waarde, maar Biesheuvel ziet het pand eerder als een middel om producten naar de markt brengen. Dit jaar komt er een bio-circulair-lab bij dat zich richt op ontwerpers en materiaalontwikkelaars om te werken aan regeneratieve en toekomstbestendige materialen. Het lab draagt bij aan de ruimte voor experiment, maar volgens Biesheuvel zit de opschaling in de ontwikkeling. Biesheuvel: “Als je het moet hebben van subsidies dan is het misschien een hele mooie intentie, maar niet levensvatbaar. Dat is een hele belangrijke stap voor transities en het vergt hele verschillende typen mensen en stakeholders om die te maken.”
De circulaire economie wordt in haar ogen nu nog te veel door intrinsieke motivatie gedragen, maar de economie praat nog niet met die prikkels. Het gaat namelijk om fundamentele veranderingen, waarbij ook bij de gemeente de juiste keuzes moet maken. Deze zijn rand voorwaardelijk om transities te kunnen opschalen. Hoe we omgaan met grondstoffen betekent bijvoorbeeld ook iets voor de inrichting van onze belastingen. Het baart Biesheuvel zorgen dat sommige ingewikkelde keuzes niet gemaakt worden, want zo blijven praktijken als sloop-nieuwbouw en het gebruik van vervuilende materialen de goedkoopste optie.
Een volgende stap voor BlueCity is om meer de buurten in te gaan en de producten aan de man te brengen bij de klanten van de toekomst. Zo hoopt ze destructieve consumptiepatronen te kantelen, waar de producten die bij BlueCity ontwikkeld worden in voorzien.
Bewustwording van de leefomgeving
Door constant in dialoog met burgers te gaan wil Emiel Arends (Rotterdams WeerWoord) een beweging op gang brengen en mensen meer bewust laten worden van hun leefomgeving. Het Rotterdams WeerWoord is binnen de bestaande structuren van de gemeente opgezet, via het budget voor rioolvervanging, om te werken aan een klimaatbestendig Rotterdam. Een voorbeeld hiervan is het NK tegelwippen, dit jaar gewonnen door Rotterdam, waarmee 9,5 kilometer geveltuin is gerealiseerd. Ook worden initiatieven die door burgers en lokale partijen zelf zijn georganiseerd ondersteund, zoals het vergroenen van schoolpleinen. De uitdaging volgens Arends is die burgers betrekken die zich nog niet bewust zijn van het probleem en niet de middelen hebben om er wat aan te doen. Hiervoor hebben ze bij het WeerWoord communicatiemedewerkers in dienst die bezig zijn met het gebruiken van de juiste taal en ervoor zorgen dat ze op de juiste plekken in de stad aanwezig zijn.
De Gemeente Rotterdam heeft minder dan de helft van de grond in bezit, dus het moet ook gebeuren in aliënaties met burgers en bondgenoten. Corporaties en waterschappen zijn al belangrijke partners hierin, omdat waterveiligheid één van de kernproblemen is en ook aangewend kan worden om (politieke) druk uit te oefenen. Verder is het bij nieuwbouw via tenders goed mogelijk om te sturen op milieu- en sociaalbewuster omgaan met de leefomgeving middels bijvoorbeeld groene daken, waterberging en circulair of bio-based materiaalgebruik. Echter zoals in het verhaal van Biesheuvel al naar voren kwam: de klassieke manier is nog steeds het goedkoopst. Arends vindt dat we hier een gesprek over moeten hebben, want de vraag is in hoeverre we moeten doorgaan binnen onze huidige manier van denken om deze transities te realiseren. De gemeente heeft vier ontwerpbureaus gevraagd om dit gesprek aan te jagen door bij te dragen aan de tentoonstelling Meteopolis voor de IABR.
De Volgende Stad
De volgende stad is niet zozeer één stad, maar het zijn verschillende mogelijkheden, sequence of events, volgens Thijs van Spaandonck (IABR/RAvB). Met zijn ontwerp- en onderwijspraktijk onderzoekt hij dit door scenario’s te ontwikkelen die een intern coherent verhaal verbeelden van wat de consequenties zijn van bepaalde keuzes. De klimaatcrisis is namelijk een politieke vraag en het scenario denken helpt hierbij. Je moet daarbij weten of het voorstelbaar is, intern consistent en of het nieuwe inzichten oplevert. Corona heeft in die zin geholpen om de bandbreedte van wat we voorstelbaar achten op te rekken en laten zien dat we op korte termijn wel radicaal anders kunnen leven. Met de IABR tentoonstelling ‘Energie van wie?’ is dit onderzocht voor de energietransitie op wijkniveau. Zon, wind en water zijn van niemand en dus van iedereen. Kunnen we de energie die daarmee opgewekt niet als commons beschouwen?
Het gebruik van de juiste (wetenschappelijke) terminologie uit verschillende disciplines helpt hierbij. Zo heeft Van Spaandonck het liever over wederkerig(heid) dan circulair, omdat circulair volgens hem te snel gekaapt wordt door technologie. Ook Biesheuvel kan zich hierin vinden, omdat dit volgens haar veel zegt over de mindset: het gaat over de waarden die aan de basis liggen van het omgaan met onze leefomgeving. Van Spaandonck vindt het dan ook onvoorstelbaar dat we nog niet verder zijn gekomen in het ontwikkelen van de stad op basis van vastgoed en grondwaarden, terwijl we ondertussen zo veel meer weten over de waarde van bijvoorbeeld gezondheid en klimaatadaptatie. “Kunnen we de spreadsheet van de stadseconomie niet verrijken met deze kennis om zo te werken aan een open en wederkerige stad?”, vraagt hij zich hardop af.
Hij merkt bij de generatie studenten die hij lesgeeft al dat er op andere manieren naar waarden in de stad gekeken wordt en niet zomaar aangenomen wordt dat de gemeente en de ontwikkelaar het wel even regelen. Het moet dus anders, ook al weten we ook als ontwerpende discipline nog niet precies hoe. Dat is volgens Van Spaerendonk niet erg: “We moeten niet bang zijn om samen op onze bek te gaan, daarvan te leren en het de volgende keer beter te doen. Op je bek gaan is ook ondernemen en we hebben niet de luxe om het niet te doen.”
We moeten ontwerpend onderzoek koesteren en inzetten
Het goede nieuws is dat vanuit de betrokkenheid bij Europese onderzoeksprojecten er overal bereidheid is om dingen aan te pakken, volgens Paul Gerritsen (Vereniging Deltametropool). Tegelijkertijd is te zien hoe fundamenteel de veranderingen zijn, hoe kort de tijd is om deze te bewerkstelligen en hoe weinig mensen de urgentie van de opgaven zien. Zeker omdat de remweg van alles wat we in gang hebben gezet, heel moeilijk in te schatten is en het zelfs de vraag is of we dit ooit nog onder controle gaan krijgen. Bovendien moeten we ons volgens Gerretsen ook bewust zijn van de krachten die de dingen graag houden zoals ze zijn. Gerretsen: “Er wordt nu massaal geïnvesteerd met ons belastinggeld in structuren, zoals waterstof, die tegengestelde doelen bewerkstelligen. Daar moeten we echt tegen in actie komen!”
Een ander voorbeeld is dat het Planbureau van de Leefomgeving duidelijk heeft gemaakt dat de rol en het belang van de burger helemaal niet naar voren komt in de regionale energiestrategieën van de provincies. Ook zijn deze onderling totaal niet op elkaar afgestemd, of op de benodigde ruimte voor klimaatadaptatie en andere vormen van energieopwekking en landbouw. Dit zijn gigantische ruimte- en energieclaims, die nog nergens simpel op een kaart staan in tegenstelling tot de eerste plannen voor die miljoen woningen. “We moeten de opschaling van de transities in fysieke zin vormgeven om het belang, de urgentie en daadwerkelijke ruimteclaim die het oplevert zichtbaar te maken. Nu voeren bestaande belangen té veel de boventoon”, aldus Gerretsen. Daarnaast is het nog een uitdaging om de schalen te verbinden, het hele lokale verbinden aan de regio, Europa en alles ertussen en daarbij ook nog de burgers meekrijgen. Ontwerpend onderzoek helpt hierbij. We moeten de vele mogelijkheden om ontwerpend onderzoek te doen in Nederland koesteren en aangrijpen om de uitdagingen te verkennen en ermee aan de slag te gaan. Het zijn enerzijds ingewikkelde matroesjka’s die in elkaar grijpen, maar anderzijds ook niet, want er is overal nieuwe energie om verandering teweeg te brengen waar we vanaf kunnen tappen, aldus Gerretsen.
De wereld hangt aan elkaar van onzekerheden. De opgaves waar nu aan gewerkt wordt zijn niet dezelfde opgaves waar we over vijf, tien of twintig jaar aan werken. Wat de deelnemers met hun initiateven en onderzoeken aantonen is dat dit niet betekent dat je niets kunt doen. Het is juist een kwestie van doen, beginnen en langzaam opschalen waarbij je open blijft staan voor verandering in de tijd. Zo kan een warmtenet op schaal van de wijk altijd nog aansluiten bij warmtenet op schaal van de stad of kunnen de negentig zonnedaken aansluiten bij een groter netwerk van duurzame energieproductie. Juist deze kleinschalige en haalbare initiatieven die samen met bewoners in de haarvaten van de stad tot stand worden gebracht, brengen een beweging op gang dat de aanjager kan zijn voor doorbraken en transities op grotere schaal. Zeker wanneer de verschillende initiatieven en transities naast elkaar gelegd worden. Zo levert de mobiliteitstransitie, bijvoorbeeld, ruimte in de straat op voor klimaatadaptatie en energieproductie, maar ook voor ontmoeten, sporten en bewegen. Politieke wil kan hier uiteraard niet aan ontbreken, maar wat deze initiatieven laten zien is dat je geen politicus hoeft te zijn om verandering teweeg te brengen.
Justin Agyin heeft naar aanleiding van Meetup #4: Volgende stad dit artikel geschreven.
Over Meetup SMC
Wekelijks organiseert AIR online gesprekken met Rotterdamse stadmakers. De Meetups halen verschillende opgaven op die anno 2020 spelen in de stad. De gesprekken met Rotterdamse initiatiefnemers schetsen een beeld van een open stad in een uitzonderlijk jaar. Welke kansen en ambities zien we voor een compacte stad en waar vinden we ruimte voor beweging, ontmoeting en voor initiatief?