‘Ruimte is een zeer genereus medium’

Beeld: Willem de Kam

Elk jaar sluit het Stadsmakerscongres af met een key note speech van een internationaal vermaarde gast die de Rotterdamse stadmakers vanuit zijn of haar perspectief een spiegel voorhoudt. Dit jaar valt die eer te beurt aan de Belg Alexander D’Hooghe, mede-oprichter van het bureau ORG of Permanent Modernity en professor aan het Massachusetss Institute of Technology (MIT).

Alexander D’Hooghe is ingenieur, architect en stedenbouwer. Zijn bureau heeft afdelingen in Brussel en New York, waar gewerkt wordt aan opgaves over heel de wereld. Van Amsterdam, waar D’Hooghe de commissie oeververbindingen over het IJ voorzit, tot Zuid-Korea, Ghana en Congo. Grote bekendheid verwierf hij als de man die als ‘overkappingsintendant’ een doorbraak bereikte in de zoektocht naar een oplossing voor de Antwerpse Ring. Een even groot en complex als slepend dossier, waarin alle partijen lijnrecht tegenover elkaar waren komen te staan. D’Hooghe wist de impasse open te breken, om na jaren van geruzie en getouwtrek eindelijk consensus te bereiken: de aanpassing en overkapping van de Ring is inmiddels in volle gang.

Met zijn aanpak – samenwerken, elkaars belangen proberen te begrijpen en ondersteunen – oogstte hij internationaal bewondering. Het is een benadering waar elke stad van kan leren. Zéker ook Rotterdam, met alle uitdagingen waar de stad voor staat. Op uitnodiging van AIR en de Van der Leeuwkring reflecteert D’Hooghe tijdens het Stadmakerscongres 2019 op Rotterdam. Tijdens zijn key note speech reikt hij handvaten aan om de grote opgaven van de stad en regio het hoofd te bieden.

‘Rotterdam is een stad met een zeer sterke ontwerpcultuur. Dat biedt hoop voor de toekomst.’

Hoe complexer het probleem, hoe meer kansen D’Hooghe ziet: ‘Snelwegen, treinsporen en water vormen breuklijnen, die de stad in kamers opdelen. Het aanleggen van bruggen en tunnels zijn weliswaar dure operaties, maar kunnen zones die van elkaar af zijn gedreven, weer samenbrengen. Als de grote infrastructurele partijen met vastgoed- en investeringspartijen en stedelijke diensten gaan samenwerken, kun je veel moois bereiken. En zelfs complexe problemen als segregatie tegengaan. Dus moet je alles in het werk stellen dat proces goed te begeleiden.’

Wie denkt dat D’Hooghe vooral met procesmanagement bezig is, heeft het mis. Ontwerp is nog altijd het fundament van waaruit hij werkt en vooruitgang boekt. ‘Ruimte is een zeer genereus medium. Kom je er tekstueel of cijfermatig niet uit met elkaar, dan biedt de ruimte soelaas. Al samen schetsend van wat zou kunnen zijn, beginnen agenda’s te matchen en mensen elkaar te begrijpen. Zo kan ontwerp, mits we goede ontwerpers betrekken, verschillende kennisdomeinen bij elkaar brengen. Opgaven waar economen en diplomaten op vastlopen, kunnen ontwerpers openbreken. Rotterdam is een stad met een zeer sterke ontwerpcultuur. Dat biedt hoop voor de toekomst.’

D’Hooghe is niet onbekend in Rotterdam. Tussen 2002 en 2004 studeerde hij aan het Berlage Instituut. ‘Het was een fijne periode waarin ik Rotterdam heb leren kennen als een fantastische stad. Dat is het nog steeds, al is er ongelofelijk veel veranderd. Het is indrukwekkend om te zien hoe Rotterdam zich steeds heruitvindt, upgrade en verbetert. Tegelijkertijd is de stad, net als veel andere steden op de wereld, slachtoffer aan het worden van zijn eigen succes. De binnenstad wordt steeds duurder, waardoor deze niet meer te betalen is voor sommige inwoners. Inkomensverschillen beginnen te bepalen wie waar woont. Ik moet denken aan Richard Florida, die in zijn boeken beschrijft hoe de populariteit van steden segregatie in de hand werkt: sommige delen van de stad worden steeds rijker, waardoor andere relatief steeds armer worden. Dat is in Rotterdam ook aan de hand. Concrete oplossingen heb ik ook nog niet, maar het zal een belangrijk aandachtspunt zijn in mijn lezing op het Stadsmakerscongres.’

‘Het zou een saaie boel worden als we het allemaal eens waren.’

D’Hooghe benadert elke opgave vanuit de stadmakerspraktijk. Door eerst de perspectieven, van alle betrokken partijen op een rijtje te zetten en deze van alle kanten te bekijken. Door iedereen te horen en, linksom of rechtsom, de neuzen één kant op te krijgen.

Aan de hand van de Antwerpse Ring, maar ook projecten in Brussel en New York waaraan zijn bureau werkt, laat D’Hooghe zien wat je op die manier kunt bereiken. ‘Ik heb lang in de VS gewoond,’ vertelt hij. ‘Daar konden een Democraat en een Republikein de beste vrienden zijn. Ze konden het over van alles oneens zijn, en eindeloze discussies voeren, maar dat stond los van het respect en de interesse in elkaar. Dat zijn we hier aan het kwijtraken. Ik krijg dossiers die helemaal verziekt en vastgelopen zijn, waarin iedereen ruzie met iedereen heeft. Zeker op plaatsen waar de macht heel versnipperd is, zoals in België en Nederland, kom je die dossiers tegen. Het is niet erg dat je het niet eens bent. Het zou een saaie boel worden als we het allemaal eens waren. Maar je moet wel tot een gezamenlijke aanpak zien te komen. Het is de kunst om boven het project uit te stijgen. Om het project in te zetten om nog grotere maatschappelijke vraagstukken beet te pakken. Alleen dan kun je mensen zover krijgen dat ze de symbolen waaraan ze krampachtig vasthouden, loslaten. Je moet aan joint fact finding doen. Niet tégen elkaar, maar met elkaar. Ontwerp kan in dat proces de rol van grote verbinder vervullen.’

De key note speech van Alexander D’Hooghe op het Stadmakerscongres 2019 start om 16.30 uur in de Grote Zaal van Theater Rotterdam.

Alexander D’Hooghe werd als Guest Urban Critic voorgegaan door Sir David Adjaye (2018), Toni Griffin (2017), Henk Ovink (2016), Alexandros Washburn (2015), Uli Hellweg (2014), Klaus Overmeyer (2013), Alexander Rinnooy Kan (2012), Patrick Janssens (2011), Allan Jacobs & Elizabeth Macdonald (2010) en Larry Beasley (2009).